Column ‘Europa als cartesiaanse duiker’ door Maarten Colette

by Admin on januari 29, 2018

 

Maarten Colette is assistent aan de Vrije Universiteit Brussel en directeur van De Debatten/VUB

In haar huidige vorm is de Europese Unie niet bij machte om zichzelf te handhaven. Kwesties als de Brexit en secessionisme blijken buitengewoon wispelturige en allerminst neutrale processen die een collectief antwoord van de Unie als unie vereisen. We kunnen daaraan toevoegen dat verschillende lidstaten (Polen, Hongarije, Spanje) de waarden van die Unie tarten. Het daverende karakter van de liberale rechtsstaat, en van de Unie als publiek domein met een politieke functie, strookt niet met zulke denkbeelden. De EU als uitdrukking van een algemene wil om vooruit te komen schiet steeds minder wortel. Het ‘euroscepticisme’ is niet enkel een fysieke tijding, maar ook vooral een tastbare mentaliteit. Nu komt daar het ‘euroconservatisme’ bij. Een kwalijke evolutie, want wat kan de betekenis zijn van een project dat zichzelf onmachtig en onbevoegd verklaart over de meest essentiële vragen die het dagelijkse levenslot van EU-burgers bepalen?

 

De wolkbreuk die de EU bedreigt is immens. Toch blijven vele observatoren in een akelig en onwrikbaar conservatief patroon hangen, en verdeeldheid zaaien over de normatieve doelen die we ons moeten stellen. Een recent voorbeeld daarvan is de Britse hoogleraar Timothy Garton Ash, die Europa aanspoort minder belang te stellen in haar toekomst dan in het vermijden van meer averij. En wanneer dat gebeurt, wanneer we de trompet van de ‘organische groei’ laten weerklinken, dan zal de rede en het redelijke de overhand hebben behaald op de utopie.

 

Ook vandaag de dag kunnen nieuwe aanspraken over de staat (van Europa) hun voordeel doen met de innerlijke analyse waarvan theorieën zich in het verleden hebben bediend. Vooraleer we verder gaan, moeten we vervelende vragen van conservatieve denkers onderzoeken. Edmund Burke bijvoorbeeld. In 1790 had deze Britse politicus een boekje uitgebracht, de Reflections on the Revolution in France, waarin hij zich tegen te grootscheepse ondernemingen als de Franse revolutie had verzet. We moeten op dit punt goed naar Burke luisteren, om te voorkomen dat eenzelfde zelfmoordmissie ons Europese project doet sneuvelen. Bijna iedereen die weleens een paragraaf of drie in Burke gelezen heeft, weet dat die over ‘het statische’ in ‘de staat’ ook heel andere verrassingen in petto had. Het conservatisme dat hij bezingt, omarmt de stelregel to change in order to preserve. ‘Een staat die de middelen mist tot verandering, mist ook de middelen om zich te handhaven. Zonder die middelen loopt hij het gevaar precies dat deel van de constitutie kwijt te raken dat hij angstvallig wenste te behouden.’

 

Middeleeuws Europa

 

Op wie selectief in de ton van het conservatisme grabbelt, valt veel af te dingen. Het wordt pas echt interessant als we erin slagen geen historisch bewijsmateriaal te verdonkeremanen, en toch stappen te zetten. We bezitten in dit verband een onverdacht conservatieve bron, de Spaanse rechtsfilosoof en essayist José Ortega y Gasset. In het interbellum schreef Ortega een stilistische parel, De opstand van de massamens. In een briljante synthese van recht, politiek en filosofie memoreert Ortega de effecten van het diepe dal waarin de Europese rechtscultuur verkeert, maar wil hij ook aandacht opeisen voor het beduidende belang van ‘overdrijving’. Denken en spreken is altijd een vorm van onwaarheid over de koers die een idee zal gaan varen. Die zin voor overdrijving wil zeggen: afstand doen van een ‘middeleeuws’ paradigma. Ortega schrijft erover: ‘Europa is geen inter-natie en zal dat ook nooit zijn, want in historische zin betekent dat een leegte, een vacuüm, het niets. Europa zal een ultra-natie zijn. Dezelfde inspiratie die ten grondslag lag aan de vorming van de natiestaten, is nog steeds werkzaam in de diepere lagen van ons continent, waar het langzaam verder groeit met de stille kracht van een koraalrif.’ Het is de poëtische herformulering van een alternatief voor een continent dat ziende blind is en uiteindelijk in apocalyptische chaos vervalt.

 

Ortega brengt ook herhaald een wensdenken ter sprake: de Verenigde Staten van Europa. Die observatie is van verstrekkende betekenis: Europese kopstukken zoals Martin Schulz en Guy Verhofstadt hebben dit project in onze tijd tot onafwendbaar Europees lot verklaard. Zij wijst op een verenigd-zijn in ‘iets’. Maar in wat? Ortega noemt het een ‘bezield project’ en een ‘wenkend perspectief’, een uitnodiging die uitgaat van een groep mensen om gezamenlijk ‘iets’ te ondernemen. Dit is geen vrijgeleide om zomaar, naar willekeur, iets te doen. Het is een uitnodiging aan de toekomst, die terugverwijst naar een gedeelde grond. Ortega vergelijkt die grond met een drijvend voorwerp in een hermetisch afgesloten plastic fles: wordt die fles ingedrukt, dan neemt de druk erin toe, waardoor de drijvende ‘duiker’ zinkt. Die aan Descartes ontleende metafoor drukt een urgente behoefte uit: voor Ortega is Europa de fles en zijn burgers de ronddobberende drijvers daarbinnen die, als de druk toeneemt, samen zinken of weer naar boven drijven.

 

Fundamentele waarden

 

Tot dusver weten we dat wie vooruit wil blikken, over nauwkeurige informatie moet beschikken over de normatieve fundamenten waarop de Unie moet worden verbouwd. Is die er? Het is deze vraag die Tzvetan Todorov in De nieuwe wereldwanorde bezighoudt, want ‘zolang Europa slechts iets is dat ons gemak dient, kan het geen hartstocht opwekken; daarvoor moet het ook een idee zijn.’

 

Overschouwt men het Verdrag, dan ziet men dat in de Unie ‘fundamentele’ waarden worden beleden. Zij representeren de onderbouw van onze rechtsorde. Het zijn de rechtsstaat, de vrijheid, de democratie, en wat dies meer. In de Preambule bij het Verdrag wordt herinnerd aan ‘het historisch belang van de beëindiging van de deling van het Europese continent en de noodzaak solide grondslagen voor de opbouw van het toekomstige Europa te leggen.’ Het burgerschap van de Unie is de meest recente spruit van wat een werkelijk progressieve Unie kan verrichten. En het werkt. EU-burgers maken in ijltempo gebruik van het burgerinitiatief, en actief en passief kiesrecht zijn het kroonjuweel van het Handvest van de grondrechten van de EU. Uit de meest recente Eurobarometer blijkt dat steeds meer burgers belang stellen in EU-politiek, en dat er draagvlak is voor een Unie die op steeds meer beleidsterreinen proactief strijd voert.

 

Zich bezinnend over de toekomst van Europa hield Jean-Jacques Rousseau een hartstochtelijk pleidooi voor het erkennen van ‘de onderlinge belangeneenheid, de overeenstemming in leefregels, en de overeenkomst in gewoonten.’ Intussen kan Europa op ruim 200 jaar ervaring buigen. Toch is niet alles koek en ei. Het aantal burgers dat de EU als legitiem project aanvaardt groeit, maar de breuklijn West-Oost blijft een grote stempel drukken. Precies omdat het zo essentiële juiste midden weerspannig is, kunnen we een progressief conservatisme niet straffeloos loochenen. Het is leerzaam om Peter Sloterdijks virtuose Woede en tijd te vergelijken met de slaafse overdracht die het euroconservatisme de Unie wil dicteren: ‘Grote politiek vindt alleen plaats in de modus van balanceeroefeningen. Balanceren betekent: noodzakelijke strijd niet ontwijken en overbodige strijd niet provoceren.’ Welke kunstvorm zal in 2018 de overhand krijgen?

Comments on this entry are closed.

Previous post:

Next post: