Lisette ten Haaf is promovendus rechtstheorie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Afgelopen week laaide opnieuw de discussie rondom verplichte anticonceptie op. Ditmaal in Rotterdam. Wethouder Hugo de Jonge pleit voor de mogelijkheid om kwetsbare ouders – ouders die niet in staat zijn voor een kind te zorgen en het daarbij schade zouden kunnen berokkenen – te verplichten tot anticonceptie. Hoewel het thema gedwongen anticonceptie zowel nationaal als internationaal uitvoerig besproken is, blijft een aspect naar mijn idee onderbelicht. Want hoewel er van onverantwoord ouderschap gesproken wordt, lijkt de concrete uitwerking van de maatregel voornamelijk toe te zien op vrouwen. Waar zijn de vaders in dit debat?
Het AD kopt met “Rotterdam: verplicht spiraaltje bij incompetente ouders”, waaruit al blijkt dat de maatregel toegepast zal worden bij de moeder. Ook uit het artikel van Trouw wordt al duidelijk dat de maatregel voornamelijk toeziet op vrouwen. Ook in de initiatiefnota van kamerlid Van Dijken uit 2010 lijkt de maatregel voornamelijk van toepassing te zijn op vrouwen. In meer dan de helft van de schrijdende voorbeelden waarin volgens haar de anticonceptiemaatregel zou moeten worden toegepast, vormt de moeder het probleem; de vader wordt in die voorbeelden niet eens genoemd.
Dit roept de vraag op of het probleem daadwerkelijk bij de vrouw ligt. Wethouder de Jonge lijkt te menen van wel. Naar zijn verwachting zal de maatregel, mocht dit ooit wettelijk mogelijk zijn, toegepast worden op 10 tot 20 vrouwen per jaar, waarbij het gaat om vrouwen “die bijvoorbeeld verslaafd zijn, psychiatrische problemen hebben, verstandelijk beperkt zijn, dakloos of in de prostitutie werken”. But it takes two to tango. Zonder man kan de vrouw niet zwanger raken. Dus waarom blijft de verantwoordelijkheid van de vader zo onderbelicht?
In 2006 wees wetgevingsjurist Kok in het FJR al op het gevaar van discriminatie, omdat de maatregel vermoedelijk voornamelijk op vrouwen zou worden toegepast, vanwege de beschikbare anticonceptiemethoden. Het is niet zo dat het niet mogelijk is om een gedwongenanticonceptiemaatregel op de man toe te passen. Het zetten van een spiraaltje zal waarschijnlijk ook ervaren worden als een even ingrijpende ingreep dan sterilisatie. Echter, een sterilisatie is minder eenvoudig omkeerbaar; in de meeste gevallen heeft een hersteloperatie niet het gewenste effect. Echter, de toekomst brengt nieuwe mogelijkheden. Zo wordt er gewerkt aan een prikpil voor mannen. Daarnaast is er een implantaat in de maak die tijdelijke, maar betrouwbare anticonceptie bij mannen mogelijk moet maken. .
Niet alleen de maatregel zelf, maar ook alternatieven voor kinderpreventie lijken voornamelijk gericht te zijn op de vrouw. In Tilburg loopt al enkele jaren een pilot ‘proactief aanbieden van anticonceptie aan kwetsbare vrouwen’. In dit project wordt het gesprek aangegaan met kwetsbare vrouwen over seksualiteit en een kinderwens. Door middel van drang en overtuiging wordt getracht deze vrouwen bewust te maken van de impact van het krijgen van een kind en te overtuigen om zelf te kiezen voor anticonceptie. Een goed initiatief, want een vrijwillige keuze voor anticonceptie is natuurlijk altijd te prefereren boven een dwangmaatregel. Maar mij is wel onduidelijk of ook met kwetsbare mannen het gesprek wordt aangegaan over deze onderwerpen en zo niet, waarom niet. Het lijkt me niet dat het praktisch lastiger is. Immers, de probleemgevallen onder de mannen zijn niet moeilijker te identificeren dan bij de vrouwen. Zou de investering te weinig opleveren? Daar kan tegen ingebracht worden dat elk kind dat ellende bespaard wordt er een is. Of komt het doordat de vader niet meer in beeld is als het kind eenmaal geboren is? Juist dan zou men het gesprek moeten aangaan om mannen te wijzen op de gevolgen van losse seksuele contacten en op hun verantwoordelijkheid in het gebruiken van anticonceptie.
De reden waarom belangrijk is dat er niet alleen gekeken moet worden naar de rol van de moeder, is principieel. Nog steeds lijkt de verantwoordelijkheid voor het gebruik van anticonceptie en het krijgen van kinderen bij de vrouw te liggen, in plaats van beide partners. De discussie rondom gedwongen anticonceptie lijkt dit nogmaals te bevestigen. Bewustwording van de impact van kinderen krijgen of het actief voorkomen van kinderen beperkt zich in de huidige discussie voornamelijk tot de potentiële moeder. Wellicht zal het zo zijn dat het in de meeste gevallen het een alleenstaande moeder betreft, die niet in staat is goed voor haar kind te zorgen. Maar er zijn ook gevallen van onverantwoordelijk ouderschap waarbij beide ouders deel uit maken van het gezin en de problematiek. En in die gevallen zal de potentiële vader op eenzelfde wijze verantwoordelijk gehouden moeten worden als de moeder.
Nederland loopt nog steeds ver achter als het aankomt op gelijkwaardig ouderschap. Dat bijvoorbeeld het vaderschapsverlof van twee naar vijf dagen is gegaan, lijkt een overwinning, maar dit valt in het niet in vergelijking met de Scandinavische landen. IJsland en Slovenië kennen 90 dagen aan de vader toe. In Denemarken en Zweden krijgt de vader ook enkele weken, en daarnaast kunnen de ouders samen overleggen over de verdeling van het ouderschapsverlof. Ook het teveel aan vrouwelijke parttimers lijkt te worden verklaard door de grote rol die moeders hebben in de opvoeding van kinderen ten opzichte van vaders. Dat voortplanting en kinderen ook in deze tijd nog gezien worden als een zaak voor de vrouw, werd pijnlijk duidelijk toen de NOS zogenaamde ‘powermannen’ dezelfde vragen voorlegde die vrouwen met een carrière en kinderen altijd krijgen: vragen over ouderschap. Wil Nederland echt kunnen spreken van gelijkwaardig ouderschap, dan zal het meer moeten inzetten op het feit dat het krijgen van kinderen een verantwoordelijkheid van zowel de man als de vrouw is. Ook als het gaat om de gedwongen voorkomen daarvan.