Arie-Jan Kwak is universitair docent Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden.
Historisch bewustzijn en politiek zijn moeilijk te verenigen. Hoor je ooit een politicus een historische beschouwing geven van een bepaalde kwestie? Politici denken en spreken in termen van huidige problemen, concrete oplossingen en een probleemloze toekomst. Politici zijn natuurlijk wel geïnteresseerd in de fouten die in het verleden (door anderen) zijn gemaakt, fouten die als bewijs dienen voor de waarheid van de eigen stellingen. In die zin zijn ze wel degelijk geïnteresseerd in het verleden. Maar de geschiedenis van hun eigen politieke gedachtengoed vinden ze maar matig interessant. Het werkt zo relativerend. En in de strijd om de macht kun je geen grotere fout maken dan te gaan relativeren, vooral niet je eigen politieke principes en stokpaardjes.
Daar hebben we allemaal op zijn tijd last van. Voel jij je bijvoorbeeld ongemakkelijk als jou wordt voorgehouden dat onze huidige Westerse samenleving veel te danken heeft aan het Christendom en de Islam? Als je denkt in termen van een clash of civilizations dan zal je bijvoorbeeld geneigd zijn om te ontkennen dat islamitische geleerden gedurende de Middeleeuwen een belangrijke rol speelden in het bewaren en cultiveren van de westerse klassieke wetenschap en beschaving. Als je denkt dat de democratische rechtsstaat het product is van de Verlichting, en ondanks het Christendom tot stand is gekomen, dan zal bijvoorbeeld je geneigd zijn te ontkennen dat een aantal van de fundamentele begrippen en ideeën van de democratische rechtstaat hun oorsprong vinden in de Christelijke ideeëngeschiedenis. (Lees Inventing the individual van Larry Siedentop.) Als je hier echter juist een triomfantelijk gevoel van krijgt dan is dat waarschijnlijk ook politiek gemotiveerd: blijkbaar ervaar je dit als een argument voor de uiteindelijke superioriteit van jouw Christelijk (of Islamitisch) geloof.
Het is blijkbaar moeilijk is om dergelijke ideeënhistorische gegevenheden voor kennisgeving aan te nemen, om je er neutraal toe te verhouden. Ze relativeren het vaste onderscheid tussen goed en kwaad dat we hanteren, een onderscheid dat in de politieke context samenvalt met het onderscheid tussen wij en zij. We zijn een zoon politikon, nietwaar, een politiek diertje; deze onderscheidingen maken onderdeel uit van onze identiteit, van wie we ten diepste denken te zijn. Dat politieke dier is dus geneigd te denken dat er een absolute standaard is – een Waarheid – aan de hand waarvan eens en voor altijd kan worden vastgesteld welke overtuigingen waar zijn en welke niet. De identiteit is zo stevig en stabiel als de waarheden waar het zich mee associeert. Relativering van deze waarheden vergt een groot, bijna bovenmenselijk zelfvertrouwen, things fall apart, the centre cannot hold…
Je gaat er de verkiezingen zeker niet mee winnen.
Je zou echter ook een positieve boodschap kunnen afleiden uit het feit dat Islam en wetenschap elkaar niet hoeven uit te sluiten en dat de democratische rechtsstaat en religieuze overtuigingen niet onverenigbaar zijn. Geeft dit niet uitzicht op een overlapping consensus die uiteindelijk als basis voor een vreedzaam en vruchtbaar samenleving van groepen met verschillende opvattingen en overtuigingen? Een dergelijke politiek liberale samenleving vergt echter wel enig relativeringsvermogen en dat vergt historisch bewustzijn. Dat onze neiging tot an absolute conception of the world voortkomt uit onze sociale, politieke menselijk natuur werkt op zich ook relativerend. Het zou echter om die reden ook wel eens heel hardnekkig kunnen zijn.
Comments on this entry are closed.