Verslag VWR-bestuur inzake koers NJLP

Verslag VWR-bestuursoverleg inzake koers NJLP d.d. 14-10-2015

Naar aanleiding van de nota van Roland en het overleg hierover tussen hem, Hans en Bart, heeft het VWR-bestuur gesproken over de door de redactie voorgestelde koers van NJLP. Het bestuur ziet het als zijn taak om de besluitvorming over de gewenste koers van het tijdschrift voor te bereiden. Het besluit over de koers en de relatie tussen de vereniging en het tijdschrift wordt uiteindelijk genomen door de leden bij de Algemene ledenvergadering tijdens de VWR-Voorjaarsvergadering 2016. Ter voorbereiding op dit besluit werkt het bestuur aan een nota, die – samen met Rolands nota – aan de leden voorafgaand aan de ALV zal worden gestuurd. Ook zal het bestuur daartoe in de periode voor de ALV in overleg treden met de leden van de vereniging en de redactie, alsmede met Boom (als uitgever van het tijdschrift) en NWO (als subsidiegever van het tijdschrift).

In zijn nota stelt Roland – kort gezegd – voor, in reactie op het gebrek aan voldoende (goede) kopij, het tijdschrift verder te internationaliseren. Dat betekent met name dat de naam van het tijdschrift opnieuw wordt gewijzigd (bijvoorbeeld in European Journal of Legal Philosophy), de redactie wordt uitgebreid met ten minste 3 buitenlandse rechtsfilosofen en een gerenommeerde internationale uitgever wordt gezocht (zoals Springer of OUP). In het bestuur bestaat er begrip voor het voorstel van de redactie. Het bestuur ziet in dat, vanwege het kopij-gebrek, het tijdschrift zich moet herbezinnen op zijn koers. Het voorstel biedt een mogelijk (niet noodzakelijk het enige of het beste) antwoord op het gesignaleerde probleem. Hoe kansrijk het voorstel is in de concurrentie met andere internationale rechtsfilosofische tijdschriften (zoals Ratio Juris), kan het bestuur niet inschatten (en daar gaat het bestuur ook niet over), maar dat er iets moet veranderen, is duidelijk. Eén bestuurslid bepleit een sterkere oriëntatie op de Nederlands(talig)e rechtsfilosofie. De vraag hierbij is of dat nog wel realistisch is, gezien het feit dat de Nederlands(talig)e rechtsfilosofen steeds minder geneigd zijn om kopij aan het tijdschrift aan te bieden en voornamelijk nog in hoog aangeschreven internationale tijdschriften publiceren. Een ander bestuurslid zou graag de band versterken met andere Nederlands(talig)e en in de rechtsfilosofie geïnteresseerde juristen uit de rechtswetenschap en rechtspraktijk.

Als het tijdschrift langs de aangegeven lijnen verder internationaliseert, doet zich de vraag voor hoe deze koers zich verhoudt tot de doelstelling van de vereniging om de rechtsfilosofische discussie in het Nederlands taalgebied te bevorderen. Het bestuur ziet hiertussen een spanning. Een tijdschrift dat zich richt op de rechtsfilosofie in Europa, kan geen voorkeur geven aan kopij uit een bepaald land (bijvoorbeeld Nederland), maar zal de kwaliteit van de kopij moeten laten prevaleren boven de herkomst ervan. Ook ligt het, gezien zijn Europese oriëntatie, niet voor de hand dat het tijdschrift (in samenwerking met het VWR-bestuur) structureel elk tweede jaar een special issue uitbrengt waarbij referenten uit (voornamelijk) het Nederlands taalgebied reageren op een key-note van een internationale rechtsfilosoof van naam en faam, zoals dat de laatste jaren gebruikelijk is. Dat betekent dat de relatie tussen de vereniging en het tijdschrift onvermijdelijk steeds losser zal worden. De vraag doet zich dan voor of het tijdschrift met de nieuwe koers nog wel een goed medium is om de doelstelling van de vereniging te bereiken.

Het bestuur ziet grofweg drie opties:

  1. Het tijdschrift gaat verder op de ingeslagen weg richting internationalisering, maar blijft wel verbonden aan de vereniging. De redactie spant zich in om een structurele bijdrage van rechtsfilosofen uit het Nederlands taalgebied te garanderen, door bijvoorbeeld te bedingen bij de nieuwe uitgever dat om het jaar een special issue wordt uitgebracht, waarbij (vooral of bij voorkeur) referenten uit het Nederlands taalgebied reageren op een internationale key-note. Dit is wat de redactie voorstaat, blijkens de nota van Roland en zijn reactie op het verslag.
  1. Het tijdschrift gaat zich, zoals in het verleden, weer meer richten op rechtsfilosofen uit het Nederlands taalgebied en op andere Nederlands(talig)e en in de rechtsfilosofie geïnteresseerde juristen uit de rechtswetenschap en rechtspraktijk, en spant zich in om meer kopij van deze doelgroepen te krijgen.
  1. De vereniging en het tijdschrift gaan uit elkaar, waarbij elk vrij is een eigen koers te varen. Het tijdschrift gaat de internationale dan wel Europese markt op, terwijl de vereniging bekijkt welk ander medium het meest geschikt is om haar doelstelling – de bevordering van de rechtsfilosofische discussie in het Nederlands taalgebied – te bereiken.

Optie 1 lijkt om de aangegeven reden niet haalbaar, want een Europees tijdschrift moet zich op Europa in brede zin richten en kan zich niet enkel tot Nederland beperken en dus niet aan publicaties uit ons taalgebied de voorrang geven. Optie 2 lijkt ook niet realistisch, omdat uit jarenlange ervaring van de redactie is gebleken dat er onvoldoende kopij van Nederlands(talig)e rechtsfilosofen en andere in de rechtsfilosofie geïnteresseerde juristen komt; zij publiceren bij voorkeur in andere, veelal internationaal hoogstaande tijdschriften. De verwachting is niet dat deze trend richting internationalisering zal verdwijnen, integendeel. In hoeverre de eerste twee opties inderdaad niet haalbaar zijn, zal in discussie met de vereniging en de redactie nader besproken moeten worden. Daarbij kan ook aan de orde komen of wellicht een gefaseerde invoering van de door de redactie voorgestelde internationalisering wenselijk en haalbaar is. Aan optie 3 zitten voor- en nadelen. Nadeel is dat de vereniging een belangrijk medium verliest om de rechtsfilosofie in het Nederlands taalgebied te bevorderen. De verschillende special issues laten zien dat er ook in Nederland op hoog niveau rechtsfilosofie kan worden bedreven. Het tijdschrift verliest op zijn beurt zijn belangrijkste inkomstenbron en een vaste, structurele bron van kopij (met name bij de special issues). Voordeel is dat het tijdschrift zich helemaal, ongehinderd door regionale of nationale overwegingen, kan richten op de internationale markt en hopelijk kan doorgroeien tot een vooraanstaand Europees rechtsfilosofisch tijdschrift. De vereniging kan op haar beurt nadenken over hoe ze de rechtsfilosofische discussie in ons taalgebied op een andere en wellicht betere manier kan versterken en hoe ze de band met de rest van de rechtswetenschap en met de rechtspraktijk kan versterken. Deze band is in de loop der jaren helaas steeds minder sterk geworden, blijkens het ledenbestand en de opkomst bij de vergaderingen. De vereniging kan bijvoorbeeld overwegen om, in plaats van een tijdschrift, eens per jaar een jaarboek of handelingen van de vereniging uit te brengen, waarbij afwisselend (i) een actueel maatschappelijk thema (bijvoorbeeld het vluchtelingenvraagstuk) wordt belicht vanuit een rechtsfilosofische invalshoek en met inbreng van juristen uit de rechtswetenschap en de rechtspraktijk, en (ii) een buitenlandse rechtsfilosoof een key-note presenteert, waarop rechtsfilosofen en rechtswetenschappers uit het Nederlands taalgebied reageren (het format van de huidige special issue).

Naast deze fundamentele kwestie die de identiteit van de vereniging betreft, spelen er nog andere belangrijke vragen. Zo moet worden uitgezocht hoe uitgeverij Boom, die het tijdschrift vanaf het begin af aan heeft uitgegeven en veel tijd, geld en energie in het tijdschrift heeft gestoken, staat tegenover een eventuele verzelfstandiging van het tijdschrift. Ook zal met NWO overleg moeten worden gevoerd, omdat zij enkele jaren geleden een subsidie van € 25.000 aan het tijdschrift heeft verstrekt met het oogmerk om het via open access openbaar te maken. Wanneer het tijdschrift overgaat naar een grote internationale en commerciële uitgever zoals Springer of OUP, is het zeer onwaarschijnlijk dat het tijdschrift nog via open access toegankelijk zal kunnen blijven. Dat is niet alleen betreurenswaardig, maar is ook in strijd met de doelstelling waarmee de subsidie indertijd is verstrekt. Derhalve zal goed uitgezocht moeten worden welke consequenties NWO hieraan verbindt.

Het bestuur wil de komende periode voorafgaande aan de ALV tijdens de Voorjaarsvergadering 2016 gebruiken om over de verschillende opties en de voor- en nadelen daarvan te spreken met zijn achterban. Omdat het om een complex en voor de vereniging fundamenteel vraagstuk gaat, hecht het bestuur aan een zorgvuldige procedure en gaat het niet in op het verzoek van de redactie om tot een versneld besluit te komen. Tijdens de Wintervergadering 2016 zal er een ALV worden ingelast, waarbij de leden in de gelegenheid worden gesteld om hun mening te geven over het voorstel van de redactie, de reactie hierop vanuit het bestuur en, meer in het algemeen, de verhouding tussen de vereniging en het tijdschrift.

BvK, 15-10-2015

Comments on this entry are closed.